In de vijftiger jaren bestond er hier op het eiland een wetenschappelijk genootschap dat ondermeer één keer per jaar een Jaarboek uitgaf met feiten over ons eiland. Je kunt uren aangenaam doorbrengen met het lezen van deze geschriften. Een dorpsgenoot maakte voor Stadsweb een kopie uit het jaarboek 1952 waarin de oude dokter Stoel, chirurg in Dirksland, vertelt over een liedje dat in Stad gezongen werd.
Hij kreeg van de Koninklijke Academie van Wetenschap het verzoek om uit te zoeken waar het liedje vandaan kwam dat kinderen in het dorp Stad aan 't Haringvliet rond de jaren dertig tijdens het springen zongen.
Het liedje ging als volgt:

Boei boei zulda,
Zulda meleska
Niti van de sareljatte krai krai
Niske throsa weledat weledat
Zita zita peter
Serrie lempie dulda
Bap zei dat.

Burgemeester Brinkman wist het antwoord. Aan het eind van de jaren twintig waren er kinderen uit Hongarije in Nederland te gast omdat er hongersnood in hun vaderland heerste en ook op Stad verbleven wat van deze kinderen en die hebben het versje meegebracht en de Stadse jeugd heeft het verbasterd. Vele gingen na een tijdje weer terug naar hun ouders, maar een Piroska kwam een keer terug en ontmoette op de boot commissionair Koppenaal en trouwde met hem. Ze is nu in de negentig en woont in de Goede Ree. Zij zorgde in 1952 voor de juiste tekst van dit vers dat ook nu nog in Hongarije gezongen wordt bij een folklorische rijdans

Boei, boei, züldăg
Zöld levelecske
Nyisd ki rószám, a kapudad
Had kerüljem walladat
Zita, zita pentek
Szerelem csütöstök
Bab scenda.

Tevens zorgde zij voor de vertaling:

Kruip, kruip groene tak
Groene blaadjes
Doe open mijn roos de poort
Laat ik langs je schouders heengaan
Zita, zita vrijdag
Liefde donderdag
Bonen woensdag