Print

In het kader van het 650 jarig bestaan van Stad aan 't Haringvliet, zijn we extra met onze dorpsgeschiedenis bezig. Omdat ik geen historicus ben, die uren in boeken kan studeren maar het wel erg leuk vind om mensen te interviewen voor “oral history”, koos ik voor een dorpsfiguur die grote invloed in het dorp gehad heeft en waarvan naast schriftelijke informatie ook nog verhalen de ronde doen. Pau Kreeft is weliswaar al 24 jaar geleden overleden, maar veel mensen hebben hem nog bewust meegemaakt en iedereen is nog steeds vol lof over deze eerste socialist van ons dorp. Bovendien zijn de notulen van de gemeenteraad uit de periode dat hij erin zat nog in te zien in het streekarchief. Het archief van de vakbond is helaas drie jaar geleden vernietigd, zodat we daar alleen verhalen van medebestuurders over hebben.

Pau werd op 15 september 1900 als vijfde kind in een christelijk arbeidersgezin geboren op het Dijkhof in een zeer armoedig huisje zonder gas, water, elektriciteit en sanitair. Later, nog voor de tweede Wereldoorlog, verhuisde het gezin naar één van de zes huisjes op de Vrouwtjesweg die met hulp van de “Vereniging Klein Grondbezit” gebouwd waren.
In die tijd was er een enorm stands- en inkomensverschil en net als in de huidige tijd van bonussencultuur, riep dat bij een deel van de bevolking weerstand op. Je was echter zeer afhankelijk van de werkgever, want ontslag betekende honger voor je gezin en dus roerde je je niet. Pau was zeer leergierig en las ’s avonds, op de koude zolder bij kaarslicht, allerlei boeken en andere geschriften. Doorleren na de lagere school was bij hen thuis geen optie en dus moest hij al jong naar het land om mee het gezin te kunnen onderhouden.
De eerste Wereldoorlog, met de mobilisatie, had grote gevolgen voor het dorp dat de economische neergang heel bewust ervaren heeft. Slechte hygiëne, honger en gebrek aan zorg veroorzaakten een grote kindersterfte. Toen Pau 17 jaar was stierf zijn vader en nam hij mede de zorg voor zijn moeder en geestelijk gehandicapte broer Frans op zich. Tot hun dood, in 1970 respectievelijk 1979, heeft hij dat volgehouden en totdat er sociale voorzieningen kwamen onderhield hij zijn familieleden. Uit de verhalen van familieleden komt hij over als een meelevend familielid die alle verjaardagen trouw bezocht en zijn inkomsten gaarne deelde. Bij de meeste neven en nichten is hij getuige geweest op hun huwelijk. Hij bracht het tot voorzitter van de knapenvereniging van de kerk, maar had ook belangstelling voor de Russische revolutie in 1918 en de vakbonden die her en der werden opgericht om iets aan de armoede van het werkvolk te doen. In 1923 was hij de enige op het dorp die meedeed aan de arbeidersstaking op Flakkee toen de boeren bij een tegenvallende oogst de lonen enorm verlaagden. Na een hevige strijd in Oude Tonge en Ooltgensplaat, met inzet van stakingsbrekers uit Brabant en veel politie, kwam het tot een compromis. Vanwege zijn deelname werd Pau door een aantal boeren uitgesloten om voor hen te werken. Hij was toen al erg principieel en nee bleef nee, dus als zo’n boer hem later vroeg te komen werken wees hij dat aanbod resoluut af, zelfs na twintig jaar nog.
Vanwege de zorg voor zijn moeder en broer wilde hij altijd om 18 uur thuis zijn en weigerde daarom overwerk. Hij was al snel lid van de SDAP.

Hij ging steeds meer op in de “Algemene Bond voor Landarbeiders” en werd later zelfs voorzitter van de federatie van die bonden en onderhandelde over het loon. Uit de verhalen over die tijd blijkt grote waardering voor zijn inzet en eerlijkheid. De nazaten van boeren vertellen dat bij hem afspraak echt afspraak was en dat er tijdens de duur van het contract zowel in goede als slechte tijden niets veranderd werd. Dat gaf rust op de arbeidsmarkt, want elders werden er bij een goede oogst aanvullende eisen gesteld en was er verzet als de boeren het loon wilden verlagen bij een slechte oogst. De nog levende medebestuurders roemen zijn inzet voor de armen en zwakkeren, maar zetten vraagtekens bij zijn weigeren compromissen te sluiten en soms te principieel te zijn waardoor hij mensen tegen zich in het harnas joeg.

In 1935 wordt hij voor de SDAP in de gemeenteraad van Stad aan’t Haringvliet gekozen en dat terwijl toch 99% van de bewoners gelovig was en er vanuit de kerk aandrang was om op de Christelijke partijen te stemmen. Het was voor het eerst dat er iemand buiten de boeren en commissionairs gekozen werd en hij was allerminst welkom. Illustratief is de foto van de gemeenteraad waar hij in het grijs en met pet naast de boeren in het zwart en met hoed staat. Hij bestookt B&W en de andere partijen met vragen en verwijten over hun gebrek aan zorg en aandacht voor de werkelozen en armen. Hij zal dit nog dertig jaar moedig volhouden en van zijn spreekrecht gebruik maken. De saaie notulen van de periode voor 1935 worden opeens interessant en bestaan voor bijna de helft uit zijn vragen en opmerkingen en de reacties daarop. Hij wordt eerst zeer vijandig bejegend. Een wethouder antwoordt na de eerste toespraak van Pau, dat zijn verhaal voor 2/3 waardeloos is en een raadslid zegt dat het slechts geschetter is, waar we hier niets aan hebben. Ze zien een arbeiderspartij totaal niet zitten. Alleen de VVD, bij monde van Soldaat, denkt dat de SDAP iets te beloven heeft en 70 jaar later zien we inderdaad dat deze partijen samen in de coalitie in de raad van dan inmiddels de gemeente Middelharnis zitten. Veel van de huidige problematiek zien we in die tijd ook al in een iets andere vorm. De zorg over het wangedrag van de oudere jeugd blijft ons bezighouden en de weigering van Pau op te staan voor het ambstgebed aan het begin van de gemeenteraadsvergadering blijft actueel. Kerk en staat dienden in de ogen van Pau strikt gescheiden te zijn, al was hij volgens de verhalen het enige raadslid dat het gebed uit zijn hoofd kende en die zijn moeder dagelijks voorlas uit de bijbel. Zo stemt hij in 1955 ook tegen een door de gemeente betaalde bliksemafleider op de kerktoren.
De eerste periode van zijn raadslidmaatschap valt tijdens de crisisjaren en Pau vecht voor een, aan de landelijke normen aangepaste, werkeloosheidsuitkering voor de dorpsbewoners die zonder werk kwamen te zitten. Stad bleef in de eerste helft van de twintigste eeuw op veel sociale gebieden achter door ondermeer de erge zuinigheid en de belangen van de zittende bestuurders, die wél goed voor zichzelf zorgden. Zo vraagt Pau eens waarom er iedere gemeenteraadsvergadering een nieuw kistje met 50 sigaren geopend wordt, terwijl er slechts enkele tijdens de raad gerookt worden. Hij voert vaak en uitgebreid het woord maar pas in 1961 wordt hem een keer het woord ontnomen, omdat hij te veel afdwaalt van het onderwerp dat aan de orde is.
Uit het lezen van de notulen van de gemeenteraad en de vele verhalen komt Pau in de dertiger jaren naar voren als een harde werker, thuis in het tot in de puntjes verzorgde hof en de boomgaard, in de politiek, de vakbond en als arbeider, waar hij bijvoorbeeld op de kaai balen van 100 kilo kon dragen.

Zijn eerste vraag in de raad ging over elektriciteit. Waarom mocht er op het dorp geen elektriciteit aangelegd worden en elders wel? Het bleek te gaan om een onhandig contract met de gasfabriek die tot in de vijftiger jaren het alleenrecht had om energie te leveren en al die tijd bleef het dorp dus van stroom verstoken en werd je bijvoorbeeld voor een hoogtezonkuur door de dokter naar Middelharnis gestuurd en dat begon gelukkig al op de Weel aan het eind van de Molendijk.
In 1935 werd ook de Stichting Drinkwater Goeree Overflakkee opgericht, maar ook de waterleiding kwam hier pas laat tot stand. De arbeiders waren tegen de verplichte deelname uit angst voor de kosten en de boeren waren bang de verkoop van water uit hun tras te zien verminderen. Ook toen de waterleiding er toch kwam werden veel huishoudens niet aangesloten vanwege de kosten. Pau stemde eerst tegen, want de postbode (zijn zwager) kwam toch twee keer per dag langs en kon dan best een emmertje water putten voor de oudere mensen.

In die tijd was er slechts één exemplaar van de begroting en die mocht alleen tijdens de raadsvergadering worden ingezien. Pau eist een eigen exemplaar en voldoende tijd om die thuis door te werken. Hij pleit voor een schoolartsendienst, subsidie aan het armbestuur en werkverschaffing voor de werkelozen. Hij wijst de raad op regelingen van elders zoals kolentoeslagen, kerstgaven en rijksregelingen voor de werkelozen, maar alles wordt hier afgewezen. Via de vakbond heeft hij landelijke contacten en reist bijvoorbeeld jaarlijks met zijn collega SDAP-er Kroon uit Oude Tonge naar het landelijke partijcongres. De Vos, nu ver in de negentig, kan er nog veel over vertellen. Samen op de fiets naar Menheerse havenhoofd, dan met boot, tram en trein naar Amsterdam.
In 1936 wordt er op het eiland een brugcomité opgericht om het isolement te verbreken. Alleen Kreeft en de VVD zijn voor en de rest tegen uit angst voor overkanters en vermindering van onze scheepvaart. In 1937 verzet hij zich tegen een gemeentelijke bijdrage aan de viering van het 40-jarig jubileum van de koningin, want dat moet een spontaan particulier initiatief blijven en niet door de gemeente worden geregeld. Hij is verbaasd dat de gemeente een toneelvoorstelling in de openbare school verbiedt omdat Christelijke mensen hier zich aan konden ergeren. Dit soort zaken mogen dan nog niet in een openbaar gebouw.

Hij ervaart het opkomende nationalisme in Duitsland als een grote bedreiging en stapt uit de NVV als die zich te veel gaat oriënteren op de nazi’s. Hij heeft er grote moeite mee dat een broer sympathiseert met de NSB.
In 1939 stelt hij voor ons telefoonkantoor te automatiseren. De gemeenteraad wil dat overwerk tijdens de oorlogsdreiging niet betaald hoeft te worden en Kreeft is daar fel op tegen. De raad verwijt hem dat hij de gemeente armlastig maakt met zijn plannen en eisen.
Pau neemt het de burgemeester kwalijk dat hij zonder overleg met de raad de ijsberg voor de haven heeft laten opblazen en de Christelijke partijen vallen hem voor het eerst bij, omdat het op een zondag is gebeurd.

De oorlog:
Opvallend is dat in de notulen van 17mei 1940 met geen woord over de bezetting wordt gerept. Pas in juli dankt de burgemeester de bevolking voor hun kalme houding in deze spannende dagen. In de notulen wordt gepraat over het uitbaggeren van de haven door werklozen en Pau, die vaak na zijn werk met kleding en al de haven insprong om zich te verfrissen, pleit voor een veiliger zwemplek. Kreeft hoeft vanwege zijn leeftijd niet naar Duitsland, verblijft in die periode veel in de Langstraat en ziet met eigen ogen de ellende van de vertrokken mannen en de amoureuze escapades van de bezetters. Toch zal hij zich na de oorlog volledig inzetten om iedereen voor de dorpsgemeenschap te behouden en met elkaar te laten verzoenen. Vanaf half 1941 tot 1945 zijn er geen gemeenteraadsvergaderingen. Er wordt in november 1945 een nieuwe raad geïnstalleerd en Pau doet als enige de belofte in plaats van de eed. Er wordt vergaderd over het herstel van de haven en Pau vindt een maximum snelheid van 45 km veel te hoog voor de Molendijk. De havengelden zouden van hem best omhoog kunnen maar zijn collega’s hebben daar geen belang bij en zijn tegen. Er is discussie over het toestaan van sporten op zaterdagmorgen, want dat willen de boeren niet, maar anderen zijn bang dat men dan op zondag gaat sporten: het blijft alleen de zaterdagmiddag.
In 1946 vertrekt burgemeester Nieborg en uit protest tegen zijn houding in de oorlog blijft Pau weg van de afscheidsreceptie, maar later stemt hij toch voor rechtsherstel en een vergoeding voor zijn ontslag tijdens de oorlog. (744,90 en 70 gulden). Pau stelt, vanwege de woningnood, voor vier gezinnen de ambtswoning te laten betrekken. De raad wil het eerst aanzien maar uiteindelijk stemt men toe. Pau vindt in die periode ook dat de gemeentewerker Hen van Pelt veel te hard moet werken en eist met succes een paard voor hem.

In 1947 wordt burgemeester Brinkman benoemd en ondanks dat hij nu ver in de negentig is, wist hij nog veel over Kreeft te vertellen toen ik hem dit voorjaar belde. Hij heeft nog grote waardering voor zijn dossierkennis, inzet voor de behoeftige medemens en zorg voor zijn familie. In de notulen vind ik, dat Kreeft de burgemeester oproept om boven de partijen te staan en aan de volkshuisvesting en de idealen van de jeugd te werken. Brinkman wil ook aan de elektrificatie en een brugverbinding werken en er komt begin vijftiger jaren zelfs een zeer gedetailleerd plan voor een brug vanaf Stad via Tiengemeten naar de Hoekse Waard. Kreeft vindt een brug een risico en pleit in 1955 voor een dam.

De Flakkeese Gemeenschap:
Een soort voorloper van het huidige ISGO, wordt opgericht en Kreeft is fel tegen want het is tegen de gemeentewet, de burgemeesters hebben een te grote stem en de samenwerking gaat vooral om economische zaken en niet over sociaal en cultureel gebied. Als Kreeft in 1954 weer protesteert tegen de ondemocratische Flakkeese Gemeenschap wordt hij door de raad toch tot afgevaardigde voor Stad benoemd. Hetzelfde doen ze later bij het oprichten van de sociale werkvoorziening als Kreeft klaagt dat alles buiten de vakbonden om geregeld wordt.
In 1957 komt Kreeft met een voorstel voor een commissie van alle raden van het eiland, om mee te kunnen praten met het Deltaplan, de brug en de industrievestigingen. Kreeft wil graag industrie hier om het vele reizen naar Europoort te beperken (toen al 700-800 man per dag).
In 1963 vraagt Pau bij de presentatie van het streekplan om een kanaal van de Grevelingen naar het Zuiderdiep om het toerisme te bevorderen en vraagt hij ook om een spoorverbinding.
Hij noemt het voorliggende plan geen dood kindje maar een embryo dat nog zo pril is dat je niet kunt zien of het een uilskuiken of een wildzwijn wordt. Het wordt in ieder geval een zorgenkindje als we niet één gemeente worden. Het streekplan heeft meer gekost dan de Mona Lisa, die nog steeds boeit, terwijl het plan snel vergeten zal zijn. Het is als koffie gezet door een Franse soldaat: reuk-, kleur- en smakeloos, maar wel warm en nat.

Gemeentelijke herindeling:
1947: eerste voorstel van Provinciale Staten voor een gemeentelijke herindeling. De raad voelt zich overvallen en is erg tegen opgeven van de zelfstandigheid. Als socialist is Kreeft voor één eilandelijke gemeente, omdat je dan deskundigere ambtenaren kunt aannemen en de rol van burgemeester en secretariaat kunt scheiden. Arbeiders en kleine kernen zullen het beter krijgen in één gemeente dan bij samenvoegen met Middelharnis, Sommelsdijk en Nieuwe-Tonge. Als inwoner van Stad is hij echter tegen samenvoegen en wil ook hij Stad zelfstandig houden. Op deze manier kunnen we bijvoorbeeld een huisarts houden, want een kleine toelage en vrij wonen zal in een grotere gemeente niet meer kunnen. Later zal hij echter in zijn geheel voor samenvoegen zijn.
In 1954 komt de herindeling weer aan de orde en wijzen van Rossum en Kreeft op het gebrek aan bestuurskracht. In Stad was het “steun de sterken en onderdruk de zwakken”. Pakhuizen midden in het dorp werden uitgebreid en daarvoor moesten arbeiderswoningen wijken en dat terwijl er genoeg grond bij de haven was. Zevende rangs burgemeesters en zeventiende rangs raadsleden. Denk aan de sociale diensten, de watersport, het Deltaplan en ga samen en verlaat de geest van muffe sfeer van behoudendheid. Wethouder Saarloos vindt dat beide heren zich na dit verhaal geen Stadtenaeren meer mogen noemen. Pas in 1960 geeft ook de AR de voorkeur aan één gemeente boven samenvoeging met Middelharnis.

De hondenbelasting:
Terwijl het college de hondenbelasting wil verhogen, pleit Kreeft voor volledige afschaffing. Waarom kinderbijslag en hondenbelasting? Voor een hobby hoef je toch geen belasting te betalen. Bedenk hoe belangrijk een huisdier kan zijn voor het gezinsleven en de eenzaamheid van mensen kan verdrijven. Pau heeft tot vlak voor zijn dood altijd een hond gehad en uit de verhalen van familieleden komt zijn band met deze dieren vaker naar voren. In 1955 protesteert hij hevig als de politieverordening rond honden wordt aangepast. Iedereen heeft het recht om een hond te houden.
In 1962 stemt hij tegen een voorstel om het eiland voor 80.000 gulden rattenvrij te maken, want honden kunnen dat ook en daarom moet de hondenbelasting worden afgeschaft.

Onderwijs:
Zijn hele raadsperiode zet hij zich in voor alle soorten onderwijs van kleuterschool, BLO en tuinbouwschool tot de HBS.

De welstandscommissie:
De welstandscommissie heeft volgens Pau niets met welstand te maken maar met bouwen en de naam zal dus anders moeten zijn. Nu 60 jaar later is dat nog steeds niet gebeurd. Op zijn verzoek wordt het “het gemeentelijk armenbestuur” in 1955 wel de “dienst maatschappelijke zorg “ en later de “afdeling sociale zaken”.

Landarbeidershuisjes aan de Vrouwtjesweg:
Kreeft doet erg zijn best hiervoor en reist zelfs naar Den Haag en spreekt Suurhof en Mansholt. De minister van financiën geeft een voorschot van 127.500,= gulden in 1947. In 1948 staan er 10 huisjes op de begroting voor 136.000,=. Men vindt dit te duur en is bang dat de bewoners straks de huur niet kunnen betalen. De Vrouwtjesweg wordt dan de lege-borden-weg genoemd omdat je geen geld voor eten overhoudt. Je kunt volgens Pau achter op je eigen grond aardappels verbouwen en daarmee de hoge huur wat compenseren.

De woningbouw:
Na de landarbeidershuisjes aan de Vrouwtjesweg, die dan nog steeds geen verbinding heeft met de Nieuwstraat, komen er huizen in de Nieuwe Stadse polder . Er wordt in 1955 grond gekocht voor de huidige Kerkstraat en Oranjelaan. Het college wil strenge regels zoals alleen kostgangers na toestemming van de gemeente, geen hout hakken, opzeggen huur bij dronkenschap, geen kippen- en duivenhokken. Kreeft vindt dat flauwekul en stelt voor slechts te vragen overlast te beperken. Als er geen varkens in de tuin gehouden mogen worden, geef de buurt dan een gezamenlijke stal buiten het dorp, zoals ook de volkstuintjes.
In 1956 komt Kreeft met een plan voor een wijk achter het Dijkhof met een verbinding naar de Vrouwtjesweg. Helaas is dat nooit uitgevoerd want dan hadden we nu minder verkeersproblemen gehad. In 1957 vraagt hij om bejaardenwoningen om de oudjes in het dorp te houden.

De haven:
Kreeft is erg begaan met de haven als belangrijk onderdeel van de dorpseconomie en komt zijn gehele loopbaan met vragen en voorstellen. Zo wil hij vaak het havengeld en de overslagkosten verhogen, maar dat houden de schippers en commissionairs tegen. Een keer wil Kreeft palen, die in de weg staan, laten verwijderen en als de gemeente draalt, haalt schipper Jelier zelf een paal weg en krijgt geen straf, maar mag als dank de paal houden.

Kraamzorg:
De gemeente weigert in 1947 een bijdrage van 10 cent per inwoner want kraamhulp hoort bij het Groene Kruis. Kreeft is voor, want wil dat alle kinderen een goede start maken en krijgt jaren later gelijk, maar in 1962 is hij tegen verhoging van 10 naar 35 cent want hij heeft de boeken bestudeerd en ziet een overschot en hij krijgt gelijk.
In 1948 is er een voorstel in de raad om de volgende burgemeester door het volk te laten kiezen.

De politionele actie:
Als de eerste jongens van Stad naar Indonesië vertrekken, houdt Pau een lange toespraak waarin hij het recht op zelfstandigheid voor dit overzeese gebiedsdeel opeist, maar beseft dat de collaborateurs van Moskou weggezuiverd moeten. Als de regering van socialistische huize het koningshuis wil handhaven en doorgaat met troepen sturen, zegt begin 1949 Pau zijn lidmaatschap van zijn partij op en volgt zijn zwager Kardux hem op. Als voorzitter van de landarbeidersbond blijft Pau erg actief en blijft het college van B & W bestoken met vragen. In 1950 komen onze jongens terug en wordt de overleden Dirk v/d Slik herdacht. Ook burgemeester Brinkman geeft zijn visie op de toestand in de wereld en dat is voor het eerst dat er in de notulen over iets van buiten ons eiland wordt gesproken.

De periode na de ramp van 1953 wordt in de verhalen ook vaak positief beoordeeld door de saamhorigheid van de bevolking.
In juli 1953 komt Pau weer in de raad en is er fel op tegen dat gemeentepersoneel en de wethouders 150 gulden krijgen voor hun inzet tijdens de ramp en de vele burgers die meer deden, niets. Wethouder Soldaat wil geen vergoeding, want “ het is je burgerplicht in zo’n situatie te helpen”. Kreeft is tegen twee klassen op het kerkhof: na de dood is iedereen gelijk. Pas in 1956 wordt het klassenverschil op het kerkhof afgeschaft.
Kreeft protesteert tegen het feit dat het raadsverslag niet ingezien mag worden en slechts de besluiten openbaar zijn.

Tegen discriminatie:
Kreeft voert vanaf 1955 tot het einde van zijn raadslidschap strijd tegen discriminatie van ongelovigen. Zo weigert de gemeente steeds het Humanistisch thuisfront te steunen en geeft wel geld aan Christelijke organisaties. Pas in 1957 valt van Rumpt van de ARP hem bij en wordt het óf iedereen, óf niemand. “We leven mét elkaar en niet náást elkaar. Gij zijt allen broeders”. Hij vindt het ook belachelijk dat onkerkelijke mensen niet in het bestuur van de gemeentelijke kleuterschool mogen zitten. Kreeft is ook tegen tolheffing op de brug, want alle Nederlanders zijn gelijk en behoren niet te betalen voor gebruik van de openbare weg.

Zicht op de wereld:
In 1956 ziet Pau af van zijn algemene beschouwing vanwege de internationale gebeurtenissen en uit zijn zorg over het uiteenvallen van de gemeenschap. Tegen zijn gewoonte in prijst hij dan B & W. In 1957 citeert hij de Spaanse filosoof Ortega Y Gasset met een tekst uit diens boek “opstand der Horden”, als hij pleit voor een bovengemeentelijk orgaan vanuit de raden ter vervanging van de Flakkeese Gemeenschap.
In 1958 vindt hij dat protesten tegen de kernbewapening aan de grote mogendheden gericht moeten worden en niet aan de gemeenteraden.

Het Trefpunt:
Zweden schenkt na de watersnoodramp 108.750,= gulden voor een kleuterschool, een bibliotheek en een jeugdcentrum, maar iedereen wil er iets anders mee. Het wordt uiteindelijk een verenigingsgebouw,dat ondanks pogingen van Kreeft toch op zondag niet open mag. Kreeft wil het Groene Kruis er ook in huisvesten en stelt ook een badhuis voor. Het zou toch een jeugdcentrum worden met sportaccommodatie erom heen? Kreeft wil clubleiders om de jeugd te begeleiden. Omdat in de nieuwe woningen in de Oranjelaan een douche komt lijkt een badhuis niet meer nodig. In 1960 blijkt de hele verlichting van het Trefpunt op één schakelaar te zitten en dat vindt Kreeft te duur dus wordt het aangepast.

Het doktershuis:
In 1956 wordt vanwege de bouwkundige staat besloten het af te breken en krijgt architect Kluiver opdracht een nieuw te ontwerpen. De dokter wil echter geen huur gaan betalen en daarom gaat het plan niet door en wordt in 1957 besloten er voor 12000 gulden aan te verbouwen. Kreeft vindt dat zonde want de muren zijn zo slecht dat het huis er geen veertig jaar meer zal staan. Vanwege de kosten en het inkomen van de dokter uit het ziekenfonds wil men de toelage voor de dokter stoppen en het vrijwonen handhaven maar de dokter eist dat hij zijn toelage houdt; compromis: toelage halveren. Kreeft is tegen en vindt de toelage in deze tijd van bestedingsbeperking overdreven.

Principieel:
In 1959 weigert hij subsidie aan de speeltuin, want kinderen bezighouden is een taak van de ouders en niet van de gemeente.
Hij heeft altijd gevochten voor een veertigurige werkweek en weigert alle overwerk. Slechts één keer wijkt hij af van zijn principe als jongens op zaterdagmiddag werk aangenomen hebben en blijken te moeten voetballen. Hij neemt dan hun werk over.
Als de commissionairs Dankdag voortaan ’s avonds willen houden zodat de arbeiders ’s middags gewoon kunnen werken, is hij woedend, want er is vrijheid van godsdienst en de commissionairs gaan niet over kerkelijke zaken.
Hij vindt dat alle openbare gebouwen, zoals de gymzaal en de kleedhokjes op het gors en bij de voetbal ook op zondag open moeten zijn.
In 1962 komt hij voor de kerk op, als particulieren twee keer zoveel voor hun grond krijgen als de kerk bij de aankoop van grond voor de nieuwbouw aan de westzijde van het dorp.

In december 1965 komt de raad voor het laatst bijeen, want dan gaan we over naar Middelharnis. Pau neemt afscheid met de trieste constatering dat bij zijn aantreden arbeiders twee dagen moesten werken om hun huishuur op te brengen en dat dit dertig jaar later nog steeds zo is. Hij weigert een huldiging of lintje. De laatste woorden van Pau in de raad zijn een bijval voor Teun Arensman van de AR, die aandacht vraagt voor de wateroverlast bij “het Putje”.
Pau acht zijn leerling Piet Tiggelman prima in staat om in Middelharnis in de raad te gaan voor de PvdA.

In 1965 is Pau ook 65 geworden en krijgt dus van Drees. Hij gooit op zijn verjaardag de schrepel van de baas in de sloot en heeft daarna geen enkele dag meer voor een baas gewerkt. Hij richt zich helemaal op de federatie van vakbonden, zijn familie, huis en hof. Zijn boomgaard wordt door hem voortreffelijk onderhouden en de oogst wordt weggegeven of tegen een zacht prijsje verkocht. Zo ook de eieren van zijn kippen en hij fokt kalkoenen om met kerst de familie cadeau te doen. In zijn vrije uren leest hij veel. Eerst ook uit de bibliotheek maar later leest hij alleen nog zijn eigen negen en tachtig boeken en als ze allemaal uit zijn, begint hij gewoon opnieuw. Hij heeft hulp van Maartje Holleman-Dupree tot ze verhuist naar Rotterdam. Zaterdagsavonds ging hij haar altijd betalen en dronk dan een kopje koffie en ergerde zich aan haar zonen die dan naar “Stiefbeen en zonen” keken in plaats van iets nuttigs te lezen. Van na 1966 is er geen schriftelijke informatie meer over hem te vinden en doe ik het met de verhalen van familie en dorpsgenoten. Een vooraanstaande stadtenaer noemt hem nu de enige intellectueel die ooit in de gemeenteraad gezeten heeft en iedereen prijst zijn inzet tegen onrecht maar noemt ook zijn toenemende halsstarrigheid waardoor er later moeilijk met hem te besturen was; compromissen waren bij hem onmogelijk en daarmee zette hij zich op den duur buitenspel.
Na het overlijden van broer Frans krijgt hij tijd om ’s zondags stipt om 14.00 uur naar de familie in de Langstraat te gaan, door weer en wind op zijn fietsje en later, als dat niet meer gaat, halen ze hem op. Hij toont daar zijn lenigheid door tot op hoge leeftijd een vogelnestje te maken aan de balken van de open zolder, een luciferdoosje met gestekte benen met zijn mond van de grond te pakken en als een plank te liggen met zijn hoofd op het ene en zijn voeten op een ander krukje. Vertrouwd zijn de wekelijkse inspectie van de moestuin, het spelen met de hond en het sjoelen.
Langzaam trok hij zich steeds meer terug in zijn eigen wereldje en zag je hem nog alleen drie maal per dag zijn hond uitlaten, steeds op klompen en met zijn pijp in zijn mond en pet op zijn hoofd. De fruitbomen werden niet meer gesnoeid, het fruit niet meer geraapt en de dode kippen niet meer vervangen. Hij had vrede met zijn situatie en teerde op zijn herinneringen waarover hij goed kon vertellen. Hij wilde, net als in de natuur, in de herfst van zijn leven langzaam afsterven. Hij weigert, ondanks soms al jaren bestaande forse klachten, medische behandelingen. Toen hij zichzelf steeds meer verwaarloosde en ernstig ziek werd is hij vanwege het toen nog ontbreken van avond- en nachtzorg, na overleg met de GGD, tegen zijn zin voor het eerst van zijn leven in het ziekenhuis opgenomen en daar binnen enkele dagen op 2/10/1985 overleden. Ik betreur het aan die opname meegewerkt te hebben want een paar jaar later was zo iets niet meer nodig geweest door een goede 24-uurszorg door de kruisvereniging.

Hij was een markant en sociaal mens!

Om hem te eren hebben we zijn persoon verwerkt in het openluchtspel dat 65 dorpelingen op 3, 4 en 5 september 2009 op de Kaai hebben opgevoerd ter gelegenheid van het 650jarig bestaan van Stad aan 't Haringvliet.

Pau Kreeft bij stoel 2 mannen bij aanplakbilletten 5 mannen staand 8 mannen zitten aan tafel Bij een tentoonstelling Pau Kreeft met 2 honden Pau Kreeft Pau Kreeft bij huis Stembiljet Voorblad boek Overlijdingbericht Pau Kreeft

Stad aan 't Haringvliet 16/11/9    Herman Maas