In 1995 schreef David Hoogzand het boek “de blijde aankomst” over schepen en schippers van ons eiland. Voor het hoofdstuk over Stad aan ’t Haringvliet kreeg hij via Wim Jelier veel informatie van bakker Gerrit Koppenaal.

Schepen in haven Stad

Voor het wissellijstenproject in het Trefpunt hebben we het boek gebruikt en kregen we informatie van dorpsgenoten.

Over schipper Johannes Breesnee (1890-1969) weten we weinig. Hij was getrouwd met Cornelia Maria van den Ouden. Zij kregen in 1927 een zoon Leendert die later met de dochter van schipper Jan Braber trouwde.. Zijn schip , de “Cornelia”, was een sleepkempenaar van 50 meter lang. Hij verhuurde zijn schip aan Defensie als kruidopslag. Zij gingen op Stad aan de wal en begonnen een kolenhandel. Zoon Leen liet een motor in het schip plaatsen en verkocht het toen.

Schipper Adrianus ( Jaos) van der Gijze was ongehuwd en schipper/eigenaar van de ijzeren stevenaak de “Maria” van 120 ton. Kees Driesse is matroos bij hem geweest. Na verkoop van de boot ging hij op het dorp wonen.

Jan Haksteen was eigenaar van de 87 ton metende “Twee Gebroeders” en verkocht in 1939 zijn tjalk aan zijn knecht Willem van den Boogerd die Daan Ottevanger als matroos heeft gehad. Na het overlijden van Willem is het schip verkocht. Hij had twee dochters die beide met een schipper zijn getrouwd.

Jan Smits was getrouwd met Johanna de Wachter en was eerst matroos bij Elvé en Simon de Wachter. In 193 liet hij een schip, de “Johanna Helena” bouwen, het was een zelflosser.

Schipper Arend Jacob Vink was met Hester Gebraad getrouwd en schipper op “Hoop op Zegen” Zoon Han werd zetschipper op de “Johanna” en trouwde met Jacoba van der Mast. Zoon Marien bleef bij zijn vader aan boord maar ging al snel aan de wal op Papierfabriek van de gebr. de Waal werken.

Goumare

De Janny van Cornelis Goumare

Cornelis Goumare was gehuwd met Dina Braber uit Stad en was beurtschipper op Rotterdam. Zijn schip “Cornelia” van 80 ton was een kraakmodel. Hij had achtereenvolgend Kees Arensman, Leen Keijzer en Jo Visser als matroos in dienst. De laatste trouwde met Elizabeth ( Betje) Hogerwerf en ze kregen 8 kinderen waarvan de meeste lang op Stad gewoond hebben. Later kwamen de zonen van Cornelis aan boord en nam zoon Cornelis Czn het schip over en trouwde met Neeltje Mijs en woonde op Achterdijk 7 en eerst bleef broer Leendert matroos aan boord maar ging later aan wal en trouwde met Elisabeth de dochter van dominee Polhuis. Om brandstof te besparen werden de vrachtschepen in die tijd soms met meerdere schepen achter elkaar gesleept door de sleepboot “Teuntje” van de gebroeders van der Mast uit Den Bommel. Bij zo’n sleep toen “Teuntje” de “Cornelia” wilde oppikken op het Haringvliet raakte Leen Goumare achter een kink in een staalkabel bekneld en verloor zo een voet.

Een andere tak van de Goumare familie is Pieter Johannis Goumare die in 1855 op Stad werd geboren en getrouwd was met Janna van der Leeuw uit Brouwershaven.. Piet was waarschijnlijk eerst matroos maar werd later schipper van de driemast-schoener “Janna” en voer daarmee voornamelijk naar Scandinavië. In verband met de 8 schoolgaande kinderen ging zijn vrouw op de Zeedijk op Stad wonen. Om wat vaker bij zijn gezin te zijn verkocht Pieter zijn boot en kocht een klipper voor op de rivieren. Deze boot noemde hij ook de “Janna” Drie zonen zijn ook schipper geworden. Janus bezat de coaster “Maartje” en woonde in Hellevoetsluis, Jan werd binnenvaartschipper en woonde in Dordrecht en Marinus werd botenbaas in Rotterdam bij Swartouw. Corneis, de jongste zoon nam de “Janna’ over van zijn vader.In 1934 nam hij een nieuw schip, de “Jaco” en later de “Janny”, een Belgische spits vernoemd naar zijn dochter en weer later een Kempenaar die ook “Janny” noemde (zie foto).

Jelier

De Spes Salutis van de familie Jelier

De familie Jelier komt oorspronkelijk uit Frankrijk maar is via Bruinisse in de negentiende eeuw naar Stad aan ’t Haringvliet gekomen. In 1863 werd Willem Pieter Jelier op Stad geboren en was schipper op houten scheepjes waarvan de namen verloren zijn gegaan maar die nog wel op een oude foto staan. Hij trouwde met Dina Bol en kreeg 8 kinderen. In 1906 liet hij een stalen klipper-stevenaak bouwen van 97 ton en noemde zijn schip “Spes Salutis I” wat op hoop van zegen betekent. In 1928 ging het schip over naar zoon Cornelis (Kees) en die liet er een Blauwe Deutz motor van 25 pk in bouwen en de mast verplaatsen zodat er een hulpzeil mogelijk bleef en dat kwam in tijden van olie schaarste zoals in de oorlog goed van pas. Cornelis trouwde mrt Lijntje Bresetta van der Welle uit Stad en ze kregen 7 kinderen: Willem (Wim woonde op Zevenster) ,Wijnand (woonde Molendijk 29 en was metselaar/taxichauffeur), Dina (woonde in Stellendam), Jan, Jacobus,Corrie (kraamverzorgster en woonde met moeder op Zeedijk 18), Jacob Willem (woont nog in B.Sterkstraat) en Klaas (werkte op Hernesseroord en zijn dochter woont Molendijk 61).

Cornelis heeft overal heen gevaren en vervoerde steen maar ook voor Huizer aardappelen. Hij had eerst verschillende knechten maar toen de zonen oud genoeg werden kwamen die aan boord. Eerst Wim tot deze in 1954 trouwde, toen Jan en daarna Jaap en Klaas. Toen hun vader stopte zijn de beide zonen door gegaan. In 1956 werd Wim zetschipper op de “Jacobus” van Kaam uit Papendrecht maar in 1961 kocht hij de Spes Salutis II van 120 ton. Hij vervoerde veel cement vanuit België. In 1966 verkocht hij zijn schip en ging hij bij de betoncentrale werken om meer bij zijn gezin te zijn. Hij kon echter niet zonder schip en kocht daarom in 1968 de "Spes Salutis I" van zijn moeder en maakte er een woonschip van voor reisjes met de familie en anderen zoals bewoners van Hernesseroord. Het schip is het laatste schip van Goeree Overflakkee en ligt al vanaf 1906 in de Stadse Haven.

De zoon van Wim Jelier, Wijnand is getrouwd mrt Ella Markwat en ook schipper en nu eigenaar van de Spes Salutis I.

Braber

De Verandering van Jan Braber

Jacob Braber was getrouwd met Pietertje Braber en had eerst een houten tjalk maar liet in 1917 een klipper-aak bouwen met de naam “Verandering” maar bleef eerst zeilen en liet pas in 1928 er een motor inbouwen. Zoon Jan heeft de “Verandering” overgenomen. Hij was gehuwd met Jannetje van Nimwegen en ze gingen in Sommelsdijk wonen. Hun dochter Jannie was getrouwd met Leen Breesnee.

In het verleden was er nog een schipper Braber en wel Teun Braber op het dorp met een brede klipper “Lena” van 150 ton die opzeilen voer. Zijn vrouw was Lena Kaptein en die had een café in de Nieuwstraat. Ze hadden een zoon maar die heeft niet gevaren. Wel hadden ze een tijd Lambrecht Diepenhorst als knecht.

Ghijsels

De Neeltje van Arij Ghijsels

De Amer van Jacobus Lauwrens Ghijsels

Jacob Ghijsels was getrouwd met Neeltje Keijzer en eerst matroos geweest op de “Ambulant”, een klipper van 150 ton met een 60 pk Hollandia motor die Piet Diepenhorst in 1910 heeft laten bouwen. Later heeft Hendrik de Wachter deze Ambulant overgenomen. Zijn tweede zoon verdronk op tweejarige leeftijd en een andere zoon verdronk op zevenjarige leeftijd toen hij bij het havenhoofd de in het water gegleden dochtertje van Maarten Keijzer en Martijntje Trommel vergeefs trachtte te redden.

Jacobs eerste eigen schip was de “Buiten Verwachting”, een zeilklipper van 150 ton. Later “de Amer”, een tweemaster van 230 ton. In 1928 liet hij een luxe motorschip “Neeltje” van 116 ton met een 50/60 pk Deutz motor in Alkmaar bouwen. Hij vervoerde vooral kolen waarin hij op Stad handelde. In de oorlog was “de Neeltje” gevorderd en verdwenen maar zonen Jan en Arij vonden hem in Foxhol terug. Toen Jacob in 1945 op 59 jarige leeftijd een onnatuurlijk dood stierf nam zoon Arij , gehuwd met Johanna Groenendijk het schip over en zijn ongehuwde broer Marien werd matroos. Later werd hun schip verkocht om plaats te maken voor “de Nelmar” van 315 ton waarmee ze tot 1979 hebben gevaren. Arij ging in 1980 aan wal en in Sommelsdijk wonen en overleed in 1992. Marien en broer Jan, gehuwd met Gijsje Schellevis kochten samen “de Neeltje II” en in 1958 ging Jan aan wal werken in de kolenhandel en later als sluiswachter op Dirksland Sas, als baggeraar tot in Zweden en liet op Stad een huis bouwen waar hij in 1994 op 73 jarige leeftijd is overleden. Marien (overleden in 1990) voer met Joost Kamerling als knecht. In 1984 werd “de Neeltje” verkocht en vertrok naar Sierra Leone in Afrika.

Keijzer deel 1

De Jura van Maarten Wijnand Keijzer

Jan Cees Keijzer was eerst matroos op de Spes Salutis I van Jelier, maar werd in 1907 eigenaar van tweemaster “Haringvliet” van 250 ton. Hij trouwde met Martina Muller uit Sliedrecht en heeft tot 1949 met zijn schip op de zeilen gevaren. Van de drie kinderen werden Leendert en Willem ook schipper, eerst als matroos bij hun vader maar later met een eigen schip. Leen trouwde met Elisabeth Touw en voer eerst op de Cito van 960 ton en tot 1953 op andere schepen. In 1963 liet hij de “Martina” van 450 ton met een 290 pk Deutzmotor bouwen. Zijn zonen Jan en Frederik gingen op de “Ceasar" van 2542 ton en 100 meter lang varen.

In 1944 heeft zoon Willem de “Haringvliet” laten zinken omdat hij bang was dat de Duitsers hem zouden opblazen en na de bevrijding de boot weer leeggepompt en in 1949 is hij gemotoriseerd. Willem trouwde met Pieternella Touw, de zus van zijn schoonzus en kozen Dordrecht als domicilie waar hij in 1978 definitief aan wal ging.

Arie Keijzer was winkelier op Stad en zijn zoon Leendert wilde schipper worden. Hij was eerst matroos bij Elvé en later bij Goumare. Hij trouwde met Jannetje Hardendood en kocht een zeilschip van 150 ton dat “Alpha” heette en naast zijn gezin woonde ook matroos Arend Vink aan boord. In 1928 werd de “Alpha” verkocht en liet hij motorschip “Jaco” bouwen. Hij had vijf kinderen: Arie (1909), Willem, Abraham, Maarten Wijnand en Gijsje. Leen Keijzer is in 1937 omgekomen nadat schipper Piet Struik hem los wilde trekken nadat hij op een zandbank was gelopen.

Zoon Arie is in 1943 getrouwd met Maria van Dijk en kreeg 5 kinderen waarvan er vier gevaren hebben. Arie heeft eerst op de “Alpha” en de “Jaco” gevaren maar later op verschillende andere schepen. In 1956 nam hij het schip “Eben Haëzer” van zijn baas over en noemde het schip daarna “de Haringvliet” en zijn zoon Kees kwam bij hem in dienst en nam het schip in 1974 over en verkocht het 2 jaar later naar Perzië. In 1981 kocht hij de Vita Nova en doopte die om in weer “Haringvliet”.

Willem Keijzer is overleden aan een longontsteking na de ramp van 1953.

Keijzer deel 2

De Jaco I van Abraham Keijzer

Abraham Keijzer trouwde in 1938 met Rachel Arensman was eerst matroos bij zijn vader en nam na het ongeluk de “Jaco” van zijn vader over. In 1968 kwam er een nieuwe “Jaco” in de vaart. In 1972 gingen ze aan wal. Ze hadden vijf kinderen:
1: Jannie Keijzer die trouwde met Adrie van Rumpt en nu nog in de Kolff van Oosterwijkstraat woont.
2: Lauw was eerst matroos bij zijn vader op de “Jaco” en ook drie jaar bij oom Maarten op de “Zeeland Luister”. Later heeft hij de ”Jaco” overgenomen.
3: Leen Keijzer heeft na zijn militaire dienst ook eerst bij zijn vader gewerkt en later bij vele aderen en was ook zetschipper. Hij kocht de “Savannah”, later nog drie keer een schip dat hij steeds “Christina” noemde.
4: Sieta trouwde met Henk van Waardenberg en voeren op de “Inca”. Toen Sieta aan de wal ging kwamen de twee zonen aan boord van hun nieuweduwboot die ook “Inca” genoemd werd.
5: Gijsje is getrouwd met Ger Vogelaar en voer als zetschipper op de “Addio” en later op de “Carpe Diem” en later weer een groter schip.

Maarten Keijzer werd in 1917 op de “Alpha”geboren. Hij was eerst matroos bij zijn vader op de “Alpha” later ook bij de familie Jelier op de Spas Salutis en later bij schipper van den Doel. Na de oorlog kwam hij op de “Jura” en trouwde daarop met Arendje Timmer en werd op die binnenvaarttanker zelfs kapitein. Toch kocht hij daarna een eigen schip “de Zeeland Luistert” Hun eerste zoon verdronk in de Schelde, hun zoon Jan was eerst matroos bij zijn vader en kocht later de “Jura” en vervolgens nog twee keer een groter schip dat steeds Jura genoemd werd. Zoon Leen kocht de “Stelvio” en later nog een groter exemplaar.

Kamerling

De Ineke van Joost Kamerling

De Fueltrans 2 van Johan Kamerling

Joost Kamerling begon als knecht eerst bij Stadse schippers zoals Maarten Keijzer, Marien Ghijsels en Cor Struik. Daarna kwam hij op een zandzuiger te werken en vervolgens op de tanker van Maas Huizer uit Den Bommel. Hij trouwde met Ineke Maliepaard en samen kochten ze op hun vijfde trouwdag in 1974 hun eerste schip: de “Ineke” uit België van 365 ton en met een GM-motor. Hun voornaamste vracht was tarwe voor zowel België als Frankrijk, soms via de Maas maar meestal over de Westerschelde en het kanaal van Gent naar Terneuzen en dan verder over de Leie.

Hun tweede zoon Johan hielp al vroeg mee aan boord en ging naar het Scheepvaart en Transport College en liep stage bij zijn vader en vele andere schepen. Toen er bij rederij Fueltrans uit Dinteloord voor het schip “Fueltrans 2“ een nieuwe schipper nodig was, begon Johan daar op zijn 18e als jongste schipper van Nederland. Je radar diploma mocht je pas op je 21e doen maar voor Johan werd een uitzondering gemaakt en mocht hij meteen de cursus volgen en haalde het diploma. Samen met broer Leo richtte hij “Bonky Sound” op en zorgde voor geluid op feesten en partijen. Helaas is Johan bij een verkeersongeluk om het leven gekomen.

Driesse

De Risico van Karel Driesse

Kees Driesse op de WUTA

Karel Driesse was getrouwd met Cornelia Son uit Heerewaarden. Hij werd in 1939 eigenaar van het 39 ton metende motorschip “Adriana” dat in Groningen gebouwd was. In 1949 werd dit schip gekocht door de gemeente Dordrecht die het liet ombouwen tot drinkwaterboot. Karel kocht toen de “Risico” uit Woerdense Verlaat. Het was in Winschoten gebouwd en eerst 75 ton maar na verlenging 110 ton. In 1983 stopte Karel met varen en werd het schip verkocht aan schipper Dorsman uit Vlijmen. Karel woonde op Zevenster 7 en had nog veel contacten in Woerdense Verlaat waar hij met zijn vrouw wel eens ging logeren.

Cornelis (Kees), de broer van Karel was eerst matroos bij Adrianus v/d Gijze op de “Maria” die hij een keer in zijn eentje op de zeilen de haven van Stad bracht. Toen het schip verkocht werd ging Kees aan de wal en op de Zeedijk aan de haven wonen. Hij bouwde een roeiboot om tot pleziervaartuigje en noemde het de Reiger (de bijnaam van Kees). Later bouwde hij een sleepboot om als pleziervaartuig en noemde die “Wuta” en toen hij later nog een sleepboot ombouwde werd die ook weer “Wuta” gedoopt.

Elvé

De Neeltje Alida van Marinus Elvé

Marius Elvé was de zoon van hoofdonderwijzer Elvé op Stad en neefje van dokter Elvé uit Dirksland. Hij ging al heel jong werken bij schipper van Zanten in Den Bommel en werkte daar 14 jaar. Hij kocht in 1905 zelf een klipper, de “Neeltje Alida” van 308 ton en in 1927 verkocht hij het schip omdat hij een sleepschip van 520 ton in Hardinxveld had laten bouwen. Het schip was een Kempenaar van 50 meter lang en 6.60 meter breed die door het Kempense kanaal kon varen.

Marinus had drie zonen, uit zijn eerste huwelijk Jannis en Wessel (vroeg overleden) en uit zijn tweede huwelijk Lieven Jan. Jan werd aan bood geboren toen zijn vader in Puttershoek bij de suikerfabriek bieten aan het lossen was. Ze hebben 23 jaar lang suikerbieten van Middelharnis Havenhoofd, waar de bieten in wagons van de RTM werden aangevoerd, naar Puttershoek en Roosendaal gevaren. Het lossen duurde wel 12 uur. Na de bietencampagne lag de boot met de feestdagen in thuishaven Stad aan ’t Haringvliet. In 1940 werd het schip door de Duitse bezetter gevorderd en verdween. Pas in 1947 werd het schip in Moordrecht aan de Hollandse IJssel teruggevonden. De kop was er afgehaald om als landingsvaartuig te dienen. In 1948 nam zoon Lieven het schip over en toen hij in 1953 op de veerboten van de RTM ging werken nam halfbroer Jannis, die tot die tijd op een sleepboot had gevaren “de Neeltje Alida” van Lieven over. In 1963 heeft hij zijn schip aan zetschipper Ruben Vogel uit Hardinxveld verkocht.

De Wachter

De Pieternella Maria van Simon de Wachter Mzn.

Simon de Wachter had eerst een ijzeren tjalk genaamd “de Eerste Zorg”. Het echtpaar de Wachter een dochter die met schipper Jan Smits trouwde en twee zoons, Marien en Hendrik. Ze werden allebei schipper.

Marien trouwde met Pieternella Braber en liet in Alphen aan de Rijn een motorschip, de Pieternella, bouwen. Later nam zijn zoon Simon de Pieternella over. Simon trouwde met Dauwina Kronsen en liet een nieuwschip, de Dauwina, bouwen. Dit schip ging later over op een zoon van Simon die Artjo genoemd werd. Zijn andere zoon, Ries was schipper op de Dynar.

Hendrik was gehuwd met Anna Schaaf uit Dirksland en voer eerst op een ijzeren tjalk, de “Catharina” die nog geheel op zeilen voer maar kocht later de “Ambulant” van Piet Diepenhorst die het schip in 1910 had laten bouwen. Het schip was 150 ton en had een 60 pk Hollandia motor. Hendrik had een eigen zand- en grinthandel maar vervoerde ook zaken voor anderen. Zijn zoon Marien nam schip en handel over en had een tijd Wim Jelier als knecht. Later liet hij het schip verlengen en kwam het tonnage op 240 en kreeg het een Mercedes motor. Het schip is verkocht aan een schipper uit Brabant en verdween daardoor uit Stad.

Struik

De Annie van Cor Struik

Teun Struik kwam uit Stavenisse en kwam met zijn 50 ton metende motorschip “de Lydia” op Stad wonen. Hij was getrouwd met Cornelia van Vossen en zoon Piet bleef aan boord toen zijn moeder overleed. Teun hertrouwde met Leentje Johanna Hartog en kocht een nieuw luxe motorschip en noemde het de “Leentje Johanna”. Samen met Arend Vink heeft hij hun beider schepen tijdens de oorlog in het riet bij Koedood verstopt. Toen Teun en Leentje aan wal gingen en in Hellevoetsluis gingen wonen nam Piet het schip over. Piet trouwde met Adriana Visser en kocht de Adriana” van 82 ton en met een Kromhout motor. Later stapte hij over naar de “Arja” van 130 ton die hij liet verlengen tot 160 ton. Dit schip deed hij later over aan zijn zoon Cor die trouwde met Annie Melaard.

Voor die tijd was hij zetschipper geweest op de “Scheldestroom”, de “Thean”, de “Annie” van 330 ton en de “Henry”. In 1961 kocht Cor het motorschip de “Catharina” van 126 ton van Bram Verschelling uit Sommelsdijk en doopte die over in “Annie” en verving de 35 pk Kromhout” motor door een 120 pk Mercedesmotor. Daarna nam hij de “Arja” van zijn vader over en veranderde de naam weer in “Annie”, Dit schip verkocht hij en toen kocht hij de “Maria” van schipper Hoogendoorn uit Giesendam en dat werd weer “Annie”. Zijn zevende schip was de “Argonaut” van 532 ton met een omkeerbare motor MWM 310 pk en een boegschroef en dat werd zijn laatste “Annie”.

Van Pelt

De Twee gebroeders (Titanic) van Bastiaan van Pelt

Toen Bas van Pelt als knecht op een tjalk werkte kwamen zowel de schipper als zijn zoon door verdrinking om het leven en dat heeft hem natuurlijk enorm aangegrepen. Bas trouwde met Wilhelmina de Wachter en voer als schipper op de zeilen met de tjalk “Twee Gebroeders” met als bijnaam “De Titanic”. In 1928 liet Bas een motorschip van 82 ton en met een 30 pk Hollandia-motor bij de gebroeders Koops te Hoogezand bouwen en noemde zijn schip natuurlijk naar zijn vrouw “Wilhelmina”. Toch gebruikte hij vaak nog een hulpzeil. Hij voer samen met zijn vrouw en had geen knechten. Ze kregen twee zonen. Henk ging aan wal en werd met vele functies in het dorp een bekendheid waar een boek over te schrijven is. Willem werd eerst matroos bij Elvé en Jelier maar nam later het schip van zijn vader over. Hij trouwde met Johanna Hoek. In 1944 werd het schip gevorderd maar in 1945 keerde het terug en werd verkocht aan een Amsterdammer. Hij kocht een luxe motorschip “Gerwie” dat beperkt zeewaardig was en had een tijd Daan Ottevanger als matroos. In de loop der jaren werd het dek verhoogd en het schip verlengd waardoor de tonnage steeg tot 236 ton. Nadat hij het schip verkocht had aan schipper Klomien kocht hij de “Judith” van 222 ton van Piet den Ouden en gaf het de naam “Johanna”. In 1975 ging hij aan wal en woonde op Achterdijk 65 maar had nog wel een kleine boot in de haven liggen.