Als stichtingsdatum van een dorp wordt meestal de dag aangewezen waarop de bedijking van de polder waarin het ontstond werd voltooid. Willen we voor Stad aan ’t Haringvliet een dergelijke datum aanwijzen dan komt volgens dit principe de datum 15 juli 1528 in beeld. Dat is de dag waarop de bedijking volgens de archieven is voltooid en de polder ter verkaveling wordt uitgegeven. Het betreft een polder die de omvang heeft van de huidige Oude en Nieuwe Stad bij elkaar, de Molendijk maakt nog geen scheiding tussen die twee polders.

Bedijking
Op 7 februari 1526 was Andries van Bronckhorst door niemand minder dan keizer Karel V beleend met de heerlijke rechten over het, toen nog, gors De Stad. Na een helft te hebben gekocht van de Regulieren van Rugge had hij het vervolgens laten bedijken. Nu de bedijking voltooid is kan er ook permanent in het gebied gewoond gaan worden. Omdat uit verschillende oorkondes blijkt dat de bedijkers ieder een eigen deel van de nieuwe polder krijgen toegewezen is het waarschijnlijk dat de eerste bewoners mensen zijn die hebben meegeholpen aan de bedijking. Het is ook goed mogelijk dat bedijkers hun deel doorverkochten aan anderen.

In de nederzetting die ontstaat wordt het dagelijks recht gesproken door de schout en zijn schepenen. Deze schout doet dit uit naam van zijn heer, de ambachtsheer Andries. De schout moet de boetes tot 10 pond afdragen aan de ambachtsheer, alle boetes boven dat bedrag komen toe aan de Ruwaardij van Putten. Ernstiger vergrijpen moeten worden afgehandeld door de Vierschaar van Putten die is gevestigd in Geervliet. Het dorp Stad bestaat uit enkele tientallen huizen, veelal gemaakt van wrakhout, en heeft in totaal hooguit enkele honderden inwoners.

Een parochiekerk
De ambachtsheer bezit zoals eerder gezegd alle heerlijke rechten op het gebied. Dat wil zeggen dat hij rechten bezit op de visserij, jacht en veren. Ook heeft hij de bevoegdheid ambtenaren aan te stellen, voorbeelden hiervan zijn de dijkgraaf, gezworenen, schout en schepenen. In de oorkonde van uitgifte staat naast de heerlijke rechten zoals hierboven genoemd ook de bevoegdheid tot de gift van een kerk vermeld. In 1534 schenkt Andries van Bronckhorst op grond van dit recht een parochiekerk aan Stad.

Nieuwe Stad
In de jaren dertig en veertig van de zestiende eeuw wordt de polder geteisterd door overstromingen waarbij een aanzienlijk deel van de bedijking beschadigd raakt. Een overblijfsel hiervan is nog te zien aan het begin van de Molendijk, waar we nog altijd de Weel kunnen vinden. In 1532 wordt met de aanleg van deze laatstgenoemde dijk de oude polder gedeeld. In 1545 wordt de uitslag ten oosten van de Molendijk opnieuw bedijkt. De ambachtsheerlijkheid Stad bestaat nu uit twee polders: de Oude en de Nieuwe Stad.

Na zijn overlijden in 1547 wordt Andries van Bronckhorst opgevolgd door zijn zoon Claes. Niet veel later, in 1550, overlijdt ook Claes. Zoon Claes van Bronckhorst is nu de nieuwe ambachtsheer van Stad en verkrijgt in 1551 uit handen van Karel V alle jachtrechten in de heerlijkheid. Na de dood van deze tweede Claes volgt zoon Nicolaas van Bronckhorst hem op als ambachtsheer. De Regulieren van Rugge bezitten dan nog altijd een deel van het ambacht en zij trekken dan ook regelmatig aan de bel als hen tekort wordt gedaan.

In 1556 doet keizer Karel V, de man die Andries van Bronckhorst beleende met de heerlijke rechten en daarmee aanzet gaf tot bedijking van Stad, afstand van de troon. Zijn zoon Filips volgt hem in hoedanigheid van Koning van Spanje op en erft hiermee ook de gebieden in de Nederlanden. Hij is vanaf nu de hoogste heer, ook van de Stad. Het is Filips die na de dood van Nicolaas van Bronckhorst in 1580 de heerlijke rechten verleent aan zoon Nicolaas, opvolging van de ambachtsheer geschiedde altijd op aangeven van de koning. In de praktijk komt het er op neer dat de heren Van Bronckhorst al ruim vijftig jaar de heerlijke rechten over Stad hebben.

De watergeuzen
In 1572 vallen de watergeuzen Den Briel binnen, de stad die niet ver ligt van het regulierenklooster van Rugge. De monniken van dat klooster bezitten dan nog altijd rechten in Stad. De watergeuzen laten het klooster bij hun actie niet ongemoeid en veel monniken vinden de dood, het klooster houdt op te bestaan, de rechten in de Stad vervallen aan de Graafelijkheid van Holland. De kloosterorde zal voor altijd verbonden blijven aan de Martelaren van Gorkum.

Niet veel later, in 1581, raakt een ander zijn rechten in Stad kwijt. Met het ondertekenen van het Plakkaat van Verlatinghe op 26 juli 1581 ontzeggen de Staten van de zeventien Nederlandse gewesten Filips van zijn rechten als landsheer in de Nederlanden. Zijn rechten in Stad gaan over in de handen van de Staten van Holland, vanaf nu zijn het die Staten die bepalen wie de heerlijke rechten in de heerlijkheid Stad mag hebben.